Het misverstand van de defiscalisatie van vergoedingsrechten tussen echtgenoten (KWEP 2015/31)
09-12-2015 | Categorie: Literatuur
Mr. A. van Maurik
In praktijk wordt vaak gedacht dat het besluit van 7 maart 2013, nr. BLKB2013/233M, en de codificatie van dit besluit in art. 5e AWR met ingang van 1 januari 2014, tot een volledige ‘defiscalisatie’ van alle vergoedingsrechten tussen (gewezen) echtgenoten heeft geleid. Met de gedachte dat men de vergoedingsrechten fiscaal kan negeren, worden deze zelden vermeld in de aangifte inkomstenbelasting. Nog los van het feit dat art. 5e AWR niet onverkort van toepassing is op alle vergoedingsrechten, neemt deze bepaling ook niet weg dat er een (civielrechtelijke) schuldverhouding tussen echtgenoten blijft bestaan. Zowel het vergoedingsrecht als de corresponderende schuld moet dan ook op haar eigen fiscale merites worden beoordeeld. De auteur beoogt in dit artikel de misconceptie van ‘defiscalisatie’ recht te zetten door een aantal fiscale, maar ook civiele aspecten van de vergoedingsrechten verder uit te diepen. Daarnaast bespreekt zij de veel voorkomende misvatting dat vergoedingsrechten zich niet kunnen voordoen bij echtgenoten die gehuwd zijn in (algehele) gemeenschap van goederen.
Naar literatuur overzicht